Lucienne Stassaert over 'Naamvallen in het ontheemde' |
TEKST |
zaterdag 20 oktober 2012 om 10:14 uur. | Terug naar Proza
Dit werk werd reeds 2050 maal bekeken.
Naamvallen in het ontheemde. ‘Ik schrijf ons om het zwart, dat ons zal schrijven’ Ingetoomd en niettemin van een barokke meerduidigheid. Afgemeten en toch even onthullend als een spreekkoor met een dichter als voorzanger… Zo brengt hij o.a. ‘ de kwetsuren op elke zin van herinnering’ ter sprake. En al komt hij tot de bevinding:’ Wij zijn ons verzaken aan een verleden’ toch volgt meteen daarop de veelzeggende conclusie:’ Wij vergeten niet’. Juist deze samenloop van herinneringen lokt niet alleen poëtische ‘statements’ uit, maar al evenzeer een afscheid nemen van wat hem als mens in beweging brengt. Niet voor niets trok het vers ‘In wat ik laat val ik samen’ mijn aandacht- een vers waarin dat afscheid nemen ook een verzoening inhoudt. Vooral die mogelijkheid stelt Frank De Vos in staat om gestalte te geven aan al wat hem bezielt en tot het schrijven dwingt van zowel een ode aan de geliefde (een thematiek die in de cyclus ‘Aan meerpalen geklonken’ wordt uitgewerkt) als van gedichten die inderdaad solitaire samenlevingsmodellen zijn zoals de titel van de eerste cyclus aangeeft. In het negende gedicht komen al de reeds door mij vermelde facetten samen: heden en verleden of vroeger en nu, afscheid en vervreemding vormen een brug naar de lezer: IX Ik ben ons ik-gedicht met mij en ons Ik draag de mythe van ongeboren namen Ik weet ons begin te beginnen, zo weet ik ons Ik hoor ons onder de pannen van onze kop Ik zie ons lopen in ons alfabet, Ik ben ons met onze dagen Voor Frank De Vos voert de poëzie, hoe eenzaam dat avontuur ook moge wezen, naar een meervoud van bewegingsredenen waarbij de ander voortdurend wordt betrokken. Zijn af en toe grimmige beeldspraak verhoogt de spanning nog, ook al worden er wel eens bekentenissen geopperd’ tussen de klinkende lakens van het zwijgen’. Er weerklinkt altijd wel een echo, hetzij van oorlogsgeweld of levenspijn die dan weg deint in het wit naar een volgende strofe. Het is de pijn van de eenling, van de solidaire solitair die het voor het zeggen heeft in een gedicht zoals De eenling: Hijgend zich in deze stijgbeugels schrijven, op De eenling blijft het meer in mij, het wenkende water En gekneusd op het afbrokkelende gebit van tijd, Hoort u de tijd ook tikken? Het voorbijgaan van de dingen? Lucienne Stassaert.
De lyrische queeste van Frank De Vos.
Zo dubbelzinnig komt de zegging van Frank De Vos op mij over. Ik heb dan ook zelden poëzie in handen gehad waarin de tweespalt van de eenling zo intens wordt verbonden met een gevoel van nietsontziende solidariteit- een solidariteit die hem verplicht om getuigenis af te leggen. Ook die getuigenis speelt zich gedurig op twee niveaus af: in het heden en in het verleden en zowel buiten als binnen. Op zuiver stilistisch vlak gebruikt hij zowel een meer open zegging of eigenzinnig parlando als een meer gesloten zeggingswijze die neerkomt op een afdaling in het holst van de taal- een verschil van dag en nacht of als het ware een onvermijdelijke afwisseling.
Ik ben onze tweeling, onze opgedeelde broeder
Ik draag ons, ons zaadloos verhaal
Ik draag in ons de kreet van onze kinderen
Ik draag in ons hun uitgeknepen ziel
Ik weet ons van kop tot teen te beminnen
Ik weet ons heelhuids overleven en ontkomen
Ik hoor de galm in ons, ons dubbel zelfportret
Ik hoor ons in het napalm, in ons de as gloeien
Ik zie ons van alfa tot omega
Ik zie ons dagen in onze late laatste letter
Ik ben ons met onze dagen, veiligheidshalve
Ik ben ons met onze dagen, welgeteld.
Op een niet mis te interpreteren manier komt ook het ten dode opgeschreven dorp Doel in aanmerking voor een vlammend gedicht, of pent deze dichter regelrecht Antiwar blues neer met als toevoeging:’Ritmisch lied, stampend met gelaarsde voet gezongen’
De eenling
Maar iedere ruimte is eenzaam,
eenzamer dan wat zij bevat.
Roberto Juarroz.
papier wit van uitputting, en snuivend op het snijpunt
van vertier en huiver, de bestemming bijster.
dat verleden weigert, niet langer het heimwee dat
mij toedekt, het eigengereide blijft mij zo nabij.
het volgelopen uitspansel ontvlucht, het dagelijks
geblaat in het eindeloos gerecycleerd geweifel.
Met deze Naamvallen in het ontheemde probeert Frank De Vos de tijd bij voorbaat te trotseren. Naar mijn gevoel is hij daar volledig in geslaagd.