Ontmoetingen:Theo Venckeleer en een Kathaars manuscript II |
TEKST |
zondag 10 augustus 2014 om 09:41 uur. | Terug naar Proza
Dit werk werd reeds 2312 maal bekeken.
Emeritus Prof.dr.Theo Venckeleer is romanist, mediëvist en een specialist wat betreft de historische linguïstiek en de lexicologie van het Frans en vindt daarin argumenten voor de mentaliteitsgeschiedenis. Hij werd op 11.4.1936 in Berchem geboren maar conceptus intra muros Antverpienses is hij dus een rasechte Antwerpenaar. Aan het Stedelijk Onderwijs van Antwerpen volgde hij de lagere school. Zijn humaniora doorliep hij aan het Koninklijk Atheneum van Berchem. Van 1953 tot 1957 studeerde hij Romaanse filologie aan de R.U.G waar hij afstudeerde met de licentiaatsverhandeling over het bewuste ‘Le Manuscrit ( Vaudois) A.6.10 de la Bibliothèque de Trinity College a Dublin’. Venckeleer was dit boekje van 13 op 9cm op het spoor gekomen in het kader van een oefening waar hij op een publicatie van Mario Esposito was gestoten.(1) Deze had het document aan de Waldenzen toegeschreven. Theo Venckeleer analyseerde het manuscript op basis van een microfilm die de bibliothecaris van het Trinity College hem had toegezonden. Zijn thesis werd in artikelvorm in 1960 in de Revue Belge de Philologie et d’histoire opgenomen (2). Voor zijn artikel ontving hij felicitaties van Antoine Dondaine O.P. die in 1939 het’ Liber de duobus principiis’, een van de zeldzame Kathaarse teksten, had ontdekt. (1) M.Esposito Sur quelques Manuscrits de l’ancienne Littérature religieuse des Vaudois du Piémont, Revue d’Histoire Ecclésiastique, XLVI (1951)
Tot 1965 gaf hij les aan het Atheneum van Lier en Antwerpen. In het kader van de verdere uitbouw van de Faculteit Wijsbegeerte en Letteren door de UFSIA werd hij als assistent van prof.Renson in 1965 door de rector, pater Dhanis S.J. aangetrokken Het artikel dat in 1960 in de Revue Belge de Philologie et d’histoire verscheen, was de Jezuïeten niet ontgaan. In 1974 doctoreerde hij te Straatsburg op het proefschrift ‘Rollant Li Proz, Contribution à l’histoire de quelque qualifications lauditives en français du moyen age’
In 1975 wordt hij docent aan de UFSIA, in 1978 docent aan de UIA, hoogleraar in 1980 en vanaf 1985 gewoon hoogleraar tot zijn emeritaat in 2001. Samen met professor Messelaar van de K.U.L verzorgde hij een complete herziening van het Wolters Woordenboek Nederlands-Frans/ Frans Nederlands. Pour la petite histoire nog even verklappen dat hij door de vereniging Als Catars (3) in 2012 tot Ridder in de orde van Bélibaste werd geslagen (4)
Met een begeesterd iemand zoals Prof.Venckeleer over het Katharisme een boom opzetten, is zoals de soep in een plat bord uitscheppen. Deze blijft overlopen. Een koel glas Picpoul de Pinet heeft ons gesprek gedurende drie uur begeleid. Heel vernieuwend voor mij is zijn visie dat ons denken té Cartesiaans is. Wij hebben nood aan organigrammen, aan kapstokken om alle gegevens die op ons toestromen op te hangen. Wij lijden aan etiketteringsdrang. Vandaar ook dat uit deze nood mijn vraag is onstaan ivm de vele citaten uit het Oude Testament in de glosa. Niets is eenduidig en misschien is deze glosa van een andere oorsprong dan uit de Midi. De bron kan mogelijk afkomstig zijn van de kerk van Concorezzo in Lombardije waar de gelovigen Paterini werden genoemd. Er waren dus ook Katharen en dan vooral dezen uit de absoluut dualistische hoek, die het O.T. wel kenden maar deze heel selectief gebruikten. Zo verwierpen zij de historische boeken van het O.T. maar behielden wel de Psalmen. Bij dezen neem ik me voor dat ik ooit alle citaten uit het bewuste manuscript op een rijtje zet. (U ziet, Descartes blijft me achtervolgen…) We zien ook dat zij in een latere fase tijdens de vervolgingen in hun verdediging de syllogismen van de Dominicanen aan wie de Inquisitie was toevertrouwd, overnemen.
Clio, mijn liefhebbende muze van de geschiedenis vertelt soms een verhaal van recuperatie. In het onderzoek naar de Albingenzen worden gemakkelijkheid halve alle ketters op een hoop gegooid. Zo worden steevast de eerste (gekende) brandstapels die vanaf het jaar 1022 worden aangestoken ( Orleans, het Rijnland, Luik) bij het Katharisme betrokken. Ook daar had ik moeite mee. Over hun geloof is weinig bekend en wat mij betreft is de enige overeenkomst de Apostolische armoede van de eerste Christenen dat zij met de Katharen en ook Waldenzen deelden. Het ongenoegen over de decadente Roomse kerk, ondanks de Gregoriaanse hervormingen, kristalliseerde zich wellicht rond de lagere clerus.
Het dogmatisch monster blijft tot op vandaag het verhaal van de mens cyclisch en cynisch inkleuren. Het blijft gonzen van vervolgingen van dissidenten, anders denkenden, van zij die afwijken, van diegenen die moeten vernietigd worden. Om de woorden van Theo Venckeleer te gebruiken: ’ Ketters waren sociale wratten die uit de samenleving dienden weggesneden’
“De ketterij is een zonde waardoor men verdient niet alleen van de kerk — door de banvloek — maar ook van de wereld te worden uitgesloten. Wanneer de ketter in zijn dwaling volhardt, is de Kerk genoodzaakt alle poging tot redding te staken en moet zij het heil der overige mensen indachtig zijn en hem door een banvonnis uit haar schoot verwijderen. Al het andere laat zij aan de wereldlijke rechter over, wiens taak het is hem door de dood van deze aarde te verbannen.”
Met deze woorden van Thomas Van Aquino, een “Doctor Angelicus” met het predicaat ‘Heilige’ sluit ik af.
Frank De Vos
(2) Revue Belge de Philologie et d’Histoire, t.38, 1960, p.815-834 en t.39, 1961, p.759-793
(3) Deze vereniging is te ontsluiten op: http://www.katharen.be/
(4) Guillaume Bélibaste is de laatste gekende ‘Parfait’ die in 1321 op de brandstapel in Villerouge-Termenès levend werd verbrand.