Trobairitz: dames-troubadours |
TEKST |
dinsdag 6 januari 2015 om 12:15 uur. | Terug naar Proza
Dit werk werd reeds 2831 maal bekeken.
Op zoek naar een roman van Christian Signol in Le Somail, een schilderachtig plaatsje aan het Canal du Midi in de Languedoc, stootte ik in een even schilderachtige boekenschuur op Troubadours et Cathars en Occitanie Médiévale, een verslag van een colloquium dat plaats vond in augustus 2002 (1). In de encyclopedie van de Mededelingen van het CDR verscheen reeds een artikel over troubadours.(2) In haar bijdrage La poésie des trobairitz gaat Gwendoline Hancke dieper in op het voor mij voorheen onbekende fenomeen van vrouwelijke troubadours in de Languedoc. Deze trobairitz zijn een uitzonderlijke verschijning in de hoofse poëzie van het middeleeuwse westen. We vinden ze uitsluitend in de Occitaanse lyriek. De term trobairitz werd door henzelf niet gebruikt. Hij komt evenmin voor in de Vidas of biografieën noch in verhandelingen over grammatica en poëzie uit de dertiende en veertiende eeuw. Het woord verschijnt de eerste maal in de Roman de Flamenca die in het Occitaans door een onbekende troubadour aan het hof van de heren van Roquefeuil na 1287 werd geschreven. Rond 1170, vanaf de derde generatie mannelijke collega’s duiken zij op. Hun literaire activiteit duurt tot ongeveer 1260. Onlangs struinde ik opnieuw door De Waanzinnige Veertiende Eeuw van de grote historica Barbara Tuchman (1912-1988). Ze formuleert er haar wet, de Wet van Tuchman: ‘Het vastleggen van een gebeurtenis vermeerdert ogenschijnlijk de omvang van elke (betreurenswaardige) ontwikkeling vijf tot tienvoudig’. (3) Veelvuldig gebruikt ze ‘mogelijk’ en ‘waarschijnlijk’, twee nederige woorden die elke historicus steeds in het achterhoofd moet houden. Het chronologisch kader dienen we dus met het nodige voorbehoud te lezen. Van vele sirventes of ‘liederen van de dienaars’ is de datering onzeker. Bovendien weten we niet of het grootste deel van hun literaire productie effectief tot ons is gekomen. Er blijven dus meer vragen dan antwoorden. Valer de deu mos pretz et mos paratges / et ma beutaz e plus mos fis coratges. (4) De belangrijkste trobairitz tot nu toe gekend zijn: Alamanda de Castelnau, Azalais de Porcairagues, Maria de Ventadorn, Tibors, Castelloza, Garsenda de Proença, Gormonda de Monpeslier en Beatriz Comtessa de Diá (zie afbeelding).Waarschijnlijk behoorden zij tot de hoge adel. Enerzijds kunnen we niet alle dichteressen met zekerheid identificeren, anderzijds is dit deels gebaseerd op de vidas van troubadours waarin een achttal trobairitz van goede afkomst met grote eruditie worden vermeld. Feit blijft dat zij samen met hun mannelijke collega’s aan de adellijke hoven met hun cours d’amours verbleven. Omwille van deze adellijke context stelt Hancke de vraag of deze trobairitz tegenover de adellijke dames in Noord-Frankrijk en andere Europese landen een superieur sociaal statuut bezaten. Of namen deze dames het woord als compensatie voor hun situatie die ongunstig evolueerde? In tegenstelling tot hun collega’s in het noorden, erfden de Occitaanse edelvrouwen op voet van gelijkheid met hun broers de bezittingen van hun vader. Vanaf de twaalfde en dertiende eeuw zien we dat door de renaissance van het Romeins recht, de Codex Justinianus zowel op het vlak van erfenis als huwelijksrecht hun situatie verslechtert. Pas wanneer ze douairière of adellijke weduwe worden kunnen ze volledig over hun bruidsschat beschikken en worden ze economisch onafhankelijk. E sabia bien trobar et fazia bellas coblas et amorosas. (5) Volgens Gwendoline Hancke zijn er tussen drieëntwintig en zesenveertig liederen bewaard gebleven, een ruime marge. In tegenstelling tot de troubadourspoëzie waar de vrouw de passieve rol van Domna vervult, is er bij de trobairitz een rollenconflict. Langs de ene zijde bezingen en geven zij zich over aan hun geliefde, langs de andere zijde behouden zij hun statuut van Domna. Het klassieke schema van drie personages: de troubadour, de Domna en de lauzengier of lasteraar vinden we bij hen eveneens terug. Door dit contradictorische rollenpatroon is zij enerzijds de Domna die het hof wordt gemaakt en anderzijds een actieve vrouw die zelf versiert. Op enkele punten wijken zij af: de natuuringang tijdens het begin van de lente en de trobar clus of de gesloten, meer obscure stijl van troubadours . Zij gebruikten meer negatieve woorden zoals non, ni, anc, niens, nulhs. Hun stijl is directer, met minder woordspelingen, kent een eenvoudiger rijmschema en is steeds in de verleden tijd gesteld. Door de regels niet zo nauw te nemen rijst ook hier de vraag naar de vrijheid die deze dames namen en of dit in een meer realistische visie op de liefde kaderde, zij deze soms parodieerden. Soms wordt de liefde niet verborgen (het celar). Zij wilden hun amants bij zich en kenden niet de liefde van verre, de ultieme vorm van de fin’d’amors. In enkele gedichten beklagen zij zich hun zwangerschap, verzetten ze zich tegen kledijvoorschriften of reageren ze tegen vrouwenhaat; thema’s die we in de poëzie van troubadours niet terugvinden. De sensualiteit van de Trobairitz, besluit Hancke, is een niet reële, gedroomde sensualiteit. Frank DE VOS (1) http://mededelingen.over-blog.com/article-christian-signol-120042154.html Troubadours et Cathares en Occitanie Médiévale, Actes du colloque de Chandelade (24 er 25 août 2002) L’Hydre éditions 191 blz ISBN 2.913703. (3)De Waanzinige Veertiende Eeuw, Barbara Tuchman , Elsevier 1980, 744 blz ISBN9789010029065 (4) Ik moet mijn prestige en mijn afkomst doen gelden/ en mijn schoonheid en meer nog in mijn hart. (5) En zij kon goed dichten en maakte mooie verzen over de liefde.