Een Belgxit: 29.10-1.11.2016 |
TEKST |
woensdag 2 november 2016 om 17:30 uur. | Terug naar Proza
Dit werk werd reeds 4121 maal bekeken.
Een Belgxit: 29.10 – 1.11.2016 Met de overzetboot van Duinkerke naar Dover, Guillaume Le Conquérant achterna. Ashford is onze eerste stop. In een Kebabzaak eet ik mijn eerste ‘Fish&Chips’: een miskleun die oneetbaar blijkt. Het stadje baadt in een Halloweensfeer. Het is er vooral een feest voor kinderen, voor het trick or treat speciaal verkleed als Dracula, heks of als een geraamte. Op facebook leest men het jaarlijks gezeur over Halloween, de Sintspeculoos die te vroeg wordt aangeboden of kerstbollen die al in november in etalages liggen te blinken. Dat chronisch gebleir over van alles en nog wat lijkt stilaan op een pruttelend, aftands koffiezetapparaat waarvan het garantiebewijs is verstreken. Eén moet maar beginnen en anderen pruttelen verontwaardigd mee. In Brede near Rye zijn huisnummers nog steeds onbestaande. It’s so continental want Napoleon is hier nooit langs gekomen. In Waterloo liep hij bovendien een bloedneus op. De huizen werden hier met een naam gezegend zoals John& Mary West House, de pub met ‘The Red Lion’. Vele pubs heten ‘The King’s Head’. In het verleden hadden Engelsen de opmerkelijke gewoonte om koninklijke hoofden met de hakbijl van hun romp te scheiden. ‘On the continent’ werd deze gewoonte dankzij de guillotine, weerom een Frans raffinement, verder verfijnd. Het stamboekvee uit Duitsland wier hoofden niet door Engeland rolden heette ooit ‘Hannover’ en sinds WOI ‘Windsor’. Bij ons hebben de Coburgs zich herdoopt tot ‘van België - de Belgique’. Ongetwijfeld is de Duitse Weltanschauung tijdens 1914-1918 en hun abonnement in WO II hier niet vreemd aan. Ook bij ons hadden huizen namen zoals ‘De Wilde Gans’ of ‘Het Vliegend Hert’. Cabarets kregen wel een nummer. Zo danken we aan ‘Cabaret Douze‘ het woord Kabberdoeske’, een huis voor een horizontale sport, een soort fitnesscenter avant la lettre, zeg maar. Om vier uur ’s nachts is mijn slaapfeest afgelopen. Buiten laat ik mijn eerste sigaret uitlekken. Brede near Rye heeft ook geen straatverlichting. De homo erectus wordt hier een onverlichte, prehistorische nachtrust gegund. De lucht is helder. Ik kijk naar een kosmische kathedraal overweldigend gevuld met sterren. Bij het eerste licht steek ik de straat over om de telefooncel uit te proberen. Ik ben nooit nieuwsgierig maar het lijkt er wel op. Deze onbedorven Englishness is nog steeds operationeel. De diepe la-toon klinkt zoals voorheen. Op zondagmorgen hangt het landschap in een stilleven, the rolling country in een schilderij van John Constable. Door de nevel knipoogt het bladgoud van het zonlicht statig vanuit het oosten, op het gras ligt dauw als een mistig tapijt. Elke dag staat klaar om gisteren te worden. Met deze gedachte kuier ik op het kerkhof van St. George’s Church langs bemoste, scheefgezakte graven: vergane aardse broosheid die ontroert. Knus, cosy zou ik deze plaats willen noemen. In ‘Een vage Nederlander’ schrijft Benno Barnard dat hij er graag zou willen liggen. Dertig jaar zelfs maar niet langer. Wanneer ik door de kerk wandel, een middeleeuws icoon van even knusse statigheid, denk ik dat hun god graag gezellig wil wonen. De Church of England kende geen Vaticaan II. Er staan nog communiebanken. Deze bezorgen me een déjà vu, een Proustiaanse ‘À la recherche du temps perdu’. Met mijn voortschrijdend inzicht en in mijn onvoltooide tijd voel ik mij hier een vleesgeworden anachronisme. Achteraan hangt een gedenkplaat met namen van who gave their lives tijdens de twee wereldoorlogen. Op een groepsfoto kijken ze me aan met een sepia blik, hun snorren zijn keurig getrimd, hun uniformen stijf gesteven. In Hastings speld ik me de dag nadien een papieren ‘poppy’ op. Ze worden verkocht voor Remembrance Day op 11 november. Ook wel Poppy Day genoemd. THE SUNDAY CARVERY of SUNDAY ROAST schrijf ik met hoofdletter. In The Red Lion, een zestiende-eeuwse pub welt een polyfonische weelde in mijn mond: porc, beef, lamb, cauliflower-cheese, Yorkshire pudding, gravy, potatoes, mint & horseradish sauce… Oh to be in England… Op een ’Tea Party’ voor een goed doel waarop we in de namiddag zijn uitgenodigd, word ik bevangen door een Midsummergevoel maar dan wel een zonder moorden. Tijdens the raffle wint vrouwlief een fles wijn, een Engelse nog wel. Parbleu ! Er is ook een quiz en een van de vragen betreft de naam van de maker van ‘Mon Oncle’ en ‘Monsieur Hulot en vacances’. Jacques Tati. Parbleu ! (bis) Tussen chocolate cake en scones with jam and clotted cream vertelt een dame me in verrukkelijk Oxford-english dat "Can I help you?" ook wel "What the hell are you doing here?" kan betekenen. Ik was onbewust in de keuken van de vrouw des huizes beland. Oh Englishness ! Per definitie is alles hier welopgevoed. Deze keurigheid draagt de oude glans van opgepoetst tafelzilver, een millésime die ik graag zou willen bottelen. Geen postmodernistisch 1968. Die verbeelding was hier nooit aan de macht. Keer op keer maakt mijn modernistisch hart van vreugde gevulde bokkensprongetjes. Niettemin…‘Only this one?’ en ‘Will that be all?’ Alsof wat ik koop niet voldoende is, tracht een uitdijend vrouwelijk specimen uit het Albion van Theodore Dalrymple met turquoise haar, turquoise wenkbrauwen, turquoise wimpers, turquoise oogschaduw, turquoise nagels en lipstick me aan de kassa een schuldgevoel aan te praten. Ik knik als een bijna verslagen schaap. Na een uitstap naar Hastings en Eastbourne schrijf ik ’s avonds in het gastenboek van the lady of the house, Deanne enkele verzen uit ‘Lullaby’ van Benno’s geliefde dichter WH Auden: ‘ But in my arms till break of day Let the living creature lie, Mortal, guilty, but to me The entirely beautiful. Op de terugweg wil ik mijn verblijf absoluut met een full English breakfast afsluiten: bacon, eggs, sausages, baked beans, hash browns, tomatoes, mushrooms, toast en marmalade. ‘Today,we celebrate All Saints Day’ vertelt de dienster ons. Ik antwoord: ‘Especially the dead ones. Because I’m still alive’ En waarom ze zo een dagvullende maaltijd ‘fast’ noemen zal ik wel nooit begrijpen. O Britannia ! Frank De Vos