De weemoed van Filip De Pillecyn |
TEKST |
vrijdag 19 september 2014 om 12:22 uur. | Terug naar Proza
Dit werk werd reeds 1824 maal bekeken.
Dit artikel verscheen in het lentenummer ’Le Sallon des Oubliées’ van Gierik&Nvt L’histoire est une putain qui couche avec le vainqueur, Victor Matthijs Voor kunst in het algemeen en literatuur in het bijzonder zijn morele categorieën niet aan de orde. "There is no such thing as a moral or immoral book. Books are either well written or badly written. That is all." schreef Oscar Wilde in het voorwoord van ‘The Picture of Dorian Gray’. Steeds dient een onderscheid gemaakt tussen de pen en de man, welk thema hij ook bewandelt of welk verleden ook aan hem kleeft. “De Pillecyn heeft gecollaboreerd. Zeg dat en je beroert een centrale zenuw in het Vlaamse wezen…. Ik weet niet goed wat te denken. Historisch bewust links Vlaanderen vereert De Vries (een marxistische partizaan met dodelijke aanslagen op zijn actief} als een held. Historisch bewust rechts Vlaanderen vereert De Pillecyn. Maar van alle thans levende Vlamingen weet minder dan de helft nog wat het Vlaamsch Nationaal Verbond of de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft was. Ik weet nog steeds niet goed wat te denken. Ik heb begrip voor de woede van de flaminganten over het onrechtvaardige Belgische staatsbestel van eertijds. Maar hoe hard ik ook studeer op het parallel-voorbije, De Pillecyns lidmaatschap van het VNV en DeVlag is begraven onder een dikke laag onbegrijpelijkheid, dichtgesmeerd met een kleverig raadsel.” schreef Benno Barnard in zijn wekelijkse Knack-column naar aanleiding van de voorstelling van “ Monsieur Henri “, (1) de Franse vertaling van “Mensen achter de dijk” door Roger De Vos in het Emile Verhaerenmuseum te Sint Amands op 30.9.2012. La mélancholie c’est le bonheur d’être triste, Victor Hugo.
Gebruik vandaag de lettercombinatie VL wat te frequent en men wordt meteen als een casus belli met een bruin hemd, een gestrekte rechterarm, de nodige koppelriemen en andere regalia uit de jaren dertig getooid, en tot een vooroorlogse aberratie met een blauw oog geklopt.
In de Koninklijke Bibliotheek, de Albertina zijn er opbergkastjes, elk vernoemd naar een Belgisch schrijver. Alleen deze van Filip De Pillecyn ontbreekt. Alle andere schrijvers uit dit land hebben er wel hun kastje. Waarschijnlijk was er te weinig plaats en er waren al voldoende schrijvers van zijn generatie opgenomen.
Als mens ben ik een mespuntje ‘tijd’, een Infinitus, nooit afgewerkt. De toekomst is echter geen bron van onrust die me met een vrees besmet. Niettemin voel ik me ondanks het verleden in het verleden veilig, net omdat het definitief is, net omdat het werd geschreven met feiten die “werden” in een onvoltooid verleden tijd. Juist het onvoltooide van de herinnering die in de kracht van het geheugen is ingebed, maakt dat ik alles met de regelmaat herkauw. Het voedt mijn weemoed met het mooie, en het bittere van het voorbije dat aan pen en tong blijft kleven. Weemoed, de liefde voor het voorbije is een gevecht tegen de vergankelijkheid. Het trekt me aan. Ook deze van de ‘verbrande’ Filip De Pillecyn.
In het nawoord van zijn bittere “Face au mur” beschreef Anton Van Wilderode dit treffend (2): ‘ de diepere geaardheid van De Pillecyn zelf die tot een type behoort dat meer aangesproken wordt door de herinnering dan door de onmiddellijk te beleven werkelijkheid…..Daardoor is het grondthema van zijn creatief werk een diepe, ongeneeslijke weemoed’. André Demedts spreekt eveneens over “zijn nobele weemoed”.
In Ten huize van 1 Gesprekken met Vlaamse kunstenaars van Joos Florquin zegt Filip De Pillecyn hierover :“Ik heb de indruk dat heimwee naar het voorbije mij daartoe steeds heeft gedwongen, en heimwee wil in dit geval zeggen: een terug bezoeken van die plaatsen en die tijden waar een stuk van uw ziel is gebleven. Vooral voor Mensen achter de dijk is dat zeer karakteristiek geweest”(3)
Het is dichteres Christina Guirlande die me op het werk wees van Christian Signol (Quatre-Routes-du-Lot, 1947), een Frans auteur die zoals De Pillecyn met veel warmte zijn verhalen in zijn geboortestreek, de Dordogne laat afspelen. Alles is met herinneringen doordrenkt: “Car j’ai toujours eu la claire conscience du temps qui passe, de ce qui ne reviendra jamais, et je crois bien avoir consacré une partie de ma vie à tenter de retenir le fil fragile des sensations , des emotions, que le temps efface comme la mer recouvre le sable”.(4) Ook bij deze hedendaagse auteur is nostalgie dus nooit veraf.
Dit was eveneens het geval bij de klassiekers zoals Alphonse Daudet, Arthur Masson, Marcel Pagnol, Stijn Streuvels, Ernest Claes, Felix Timmermans. Het zijn gelijkaardige voorbeelden uit de literatuurgeschiedenis. Volgens sommigen ‘bezondigen’ deze schrijvers zich aan Heimatliteratuur , een genre dat zoals de misdaadroman nogal denigrerend wordt bekeken en als niet ernstig wordt gecatalogeerd. Men gaat hier echter nadrukkelijk voorbij aan het feit dat het wel degelijk om literatuur gaat, grootse literatuur zelfs . Universele thema’s zoals de cesuur tussen mens en natuur, de onmacht van de kleine man tegen onrecht, ontheemding, existentiële angst worden met een groot gevoel voor esthetiek, het gebruik van een gans arsenaal aan stijlmiddelen en een bijzondere doorleving zoals in “Mensen achter de dijk’(5) uitgewerkt. Het is deels herinneringsproza dat als De Pillecyn’s meesterwerk wordt beschouwd. “ Vooralsnog de meest rijpe, de diepste, en de innigst met gemoedswarmte bezwangerde bekroning van De Pillecyn’s oeuvre’ schreef Hubert Lampo in De Volksgazet van 3 mei 1951.
“ Ik schrijd met moeder naar de eenzaamheid waar wij wonen.”, is een zin die me bij de hand nam en me blijvend zal beklijven.
Frank De Vos